Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
08 september 2015  | Dirk Van Heuven

Uiterst dringende noodzakelijkheid: moet de lat hoog of laag gelegd worden?

Er bestaan 2 tegenstrijdige visies binnen de Raad van State over de ontvankelijkheidsdrempel voor een schorsingsberoep bij uiterst dringende noodzakelijkheid.

Sommige kamervoorzitters menen dat de verzoekende partij 'onherroepelijke schadelijke gevolgen' moet bewijzen. De Raad vereist dat er sprake is van een ‘vrees voor schade van enig belang, waarbij de verzoeker het resultaat van de procedure ten gronde niet kan afwachten om zijn beslissing te verkrijgen, op straffe zich in een toestand te bevinden met onherroepelijke schadelijke gevolgen.’

Neem bijvoorbeeld het arrest nr. 229.707 van 29 december 2014 van de XIVe kamer:

'De schorsingsprocedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid houdt een ernstige verstoring in van het normale verloop van de rechtspleging voor de Raad van State, herleidt de mogelijkheden tot onderzoek van de zaak tot een strikt minimum en beperkt in aanzienlijke mate de uitoefening van de rechten van verdediging van de verwerende partij.

De aanwending van die procedure moet dan ook zeer uitzonderlijk blijven in die zin dat ze slechts mag worden aangewend in die enkele gevallen dat het uiterst dringende karakter van de zaak meteen voor iedereen zonder meer duidelijk is, of door de verzoekende partij op duidelijke en onomstootbare wijze wordt aangetoond. Luidens artikel 16, § 1, eerste lid, 7°, van het koninklijk besluit van 5 december 1991 ‘tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State’, bevat het verzoekschrift waarin de uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangevoerd daartoe “een uiteenzetting van de feiten die de uiterst dringende noodzakelijkheid rechtvaardigen”.

Dit impliceert dat een verzoekende partij aan de hand van precieze en concrete gegevens aannemelijk maakt dat de schorsing van de tenuitvoerlegging, indien ze pas na het afwikkelen van de gewone schorsingsprocedure zou worden uitgesproken, onherroepelijk te laat zou komen om het nadeel op te vangen of de belangen van de verzoekende partij veilig te stellen.

De uiterst dringende noodzakelijkheid kan daarenboven niet voortkomen uit de enkele omstandigheid dat ingevolge de doorlooptijd van de zaak een uitspraak volgens de gewone schorsingsprocedure of een uitspraak ten gronde zou tussenkomen in een min of meer verre toekomst, waardoor de gewone
schorsings- of annulatieprocedure verzoeker niet toelaat een arrest te verkrijgen voordat de bestreden handeling zijn volledige uitwerking heeft gehad. Opdat aan de voorwaarde van de uiterst dringende noodzakelijkheid voldaan is, moet deze vaststelling ten minste gepaard gaan met andere feitelijke gegevens die eigen zijn aan de voorliggende zaak en die aantonen dat de uiterst dringende
noodzakelijkheid eraan inherent is.

Niet minder dan het geval is in de gewone schorsingsprocedure, is daartoe vereist dat de verzoekende partij het resultaat van de procedure ten gronde niet kan afwachten om haar beslissing te verkrijgen, “op straffe zich in een toestand te bevinden met onherroepelijke schadelijke gevolgen” (memorie van toelichting, Parl.St. Senaat 2012-2013, 5-227/1, 13).'

Dit is een drempel die niet lager ligt dan deze van de vroegere combinatie moeilijk te herstellen ernstig nadeel + uiterst dringende noodzakelijkheid.

Andere kamervoorzitters zien het anders, ten bewijze het nog niet op de website van de Raad van State gepubliceerde arrest nr. 232.109 van 4 september 2015

'V. Schorsingsvoorwaarden

6. Krachtens artikel 17, §§ 1 en 4, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan tot schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid slechts worden besloten onder de dubbele voorwaarde dat minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de nietigverklaring van de akte of het reglement prima facie kan verantwoorden en dat een uiterst dringende noodzakelijkheid voorhanden is die onverenigbaar is met de behandelingstermijn van de gewone vordering tot schorsing'.

Deze veel lagere drempel heeft geleid tot een schorsingsarrest in deze omstandigheden:

'Standpunt van de partijen

7. Verzoekster betoogt dat de sluiting “gedurende twee weken [...] een belangrijke negatieve impact heeft” op haar inkomsten, dat zij geen andere inkomsten heeft, dat haar boekhouder bevestigt dat zij geen financiële reserves heeft om die sluitingsperiode te overbruggen en dat het moeten afzeggen van de live-band op 5 september 2015 kan leiden tot het betalen van een schadevergoeding. Zij stelt verder dat de tijdelijke sluiting zeer nadelig is voor de uitstraling en de reputatie van haar café bij haar klanten en derden aangezien reeds publiciteit werd gevoerd voor het feestje op 4 september en de live-band op 5 september.Zij wijst er nog op dat de gewone schorsingsprocedure te laat zou komen vermits de bestreden beslissing op dezelfde dag in werking treedt.

8. De verwerende partij werpt op dat niet voldaan wordt aan de vereiste van spoedeisendheid en van uiterst dringende noodzakelijkheid dat moet worden gelijkgesteld met de vereiste van “onherroepelijke schadelijke gevolgen”. De sluitingstermijn is immers beperkt tot “amper 10 dagen” waardoor de vraag rijst of zo’n korte periode wel “onherroepelijke schadelijke gevolgen met zich kan meebrengen”. De negatieve financiële gevolgen van de bestreden beslissing worden niet bewezen. Onherroepelijke reputatieschade kan niet worden aangenomen omdat slechts 1 fuif en 1 optreden zouden wegvallen en de sluiting beperkt is tot tien dagen.

Beoordeling

9. Gelet op het feit dat de bestreden beslissing onmiddellijk bij betekening aan verzoekster in werking treedt en de sluiting van haar café impliceert met ingang van vandaag om 22 uur en dat voor tien opeenvolgende dagen, toont verzoekster aan dat de gewone schorsingsprocedure onherroepelijk te laat zou komen. Bovendien maakt verzoekster met haar betoog aannemelijk dat zij door deze onmiddellijke tenuitvoerlegging van de tijdelijke sluiting reële financiële en morele schade dreigt te lijden.

De vordering voldoet aan de vereiste van uiterst dringende noodzakelijkheid'.

Het loutere feit dat de bestreden beslissing onmiddellijke werking heeft en reële schade veroorzaakt voor verzoekende partij volstaat om een UDN-procedure wordt ingeleid.

Dit heeft praktische gevolgen voor alle procesparticipanten. De raadsman van verzoekende partij heeft in deze zaak amper een halve dag gehad om zijn verzoekschrift op te stellen, de raadsman van verwerende partij nauwelijks ... een uur, de zaak werd in de late uren gepleit en het arrest werd geveld na middernacht. En dit voor een beslissing waarbij een café 10 dagen werd gesloten.

Benieuwd welke rechtspraak het uiteindelijk zal halen...

Deel dit artikel