Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
22 april 2011  | Publius

Sociaal-economische vergunning móet worden geweigerd bij schending ruimtelijke bestemmingsvoorschriften

De Raad van State bevestigt dat een sociaal-economische vergunning moet worden geweigerd indien de handelsvestiging zich bevindt in een gebied waar dit volgens de bestemmingsvoorschriften niet mogelijk is.

Eerder berichtten wij over het arrest nr. 207.259 van 9 september 2010 van de Raad van State. In dit arrest wees de Raad een vernietigingsberoep af tegen een beslissing van het Interministerieel Comité voor de Distributie die de aanvraag weigerde omdat de kleinhandelszaak niet zou thuishoren in een zone voor "ambachtelijke en tertaire bedrijven". Hierdoor stond de mogelijkheid om te toetsen aan de bestemmingsvoorschriften vast.

In een recent arrest nr. 211.892 van 10 maart 2011 stelt de Raad dat de toets aan de bestemmingsvoorschriften een verplichting betreft. In de voorliggende zaak had het Interministerieel Comité een sociaal-economische vergunning verleend. De verzoekende partij voerde aan dat de uitbating van de handelsvestiging zou strijden met de bestemmingsvoorschriften en krijgt van de Raad van State gelijk:

"Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag moet het Interministerieel Comité voor de Distributie onder meer rekening houden met de "ruimtelijke ligging vande handelsvestiging". Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 februari 2005 moet bijzondere aandacht worden besteed aan "de inpassing van de handelsvestiging in de plaatselijke ontwikkelingsprojecten of binnen het kader van het stedenpatroon".

De plannen van aanleg hebben verordenende kracht. Deze verordenende kracht dringt zich eveneens op aan het Interministerieel Comité wanneer het uitspraak moet doen over een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor een handelsvestiging.

De verplichting om de voorschriften van de plannen van aanleg in acht te nemen impliceert dat het Interministerieel Comité de socio-economische vergunning moet weigeren indien de handelsvestiging niet past in de bindende bepalingen van het plan. Aan die verplichting wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat de beoordelingscriteria van de handelsvestigingswet en van het koninklijk besluit van 22 februari 2005 niet uitdrukkelijk melding maken van een
toetsing van de aanvraag aan de dwingende bepalingen van de plannen van aanleg.

De inrichting zal worden uitgebaat in agrarisch gebied. Uit artikel 11.4.1. van het inrichtingsbesluit volgt dat niet alleen zuivere landbouwbedrijven maar ook para-agrarische bedrijven kunnen worden gevestigd in agrarische gebieden. Het bestreden besluit bevat echter geen beoordeling van dit planologisch aspect van de zaak, dat voor het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier een belangrijk weigeringsmotief was.

Het Interministerieel Comité voor de Distributie heeft dan ook ten onrechte nagelaten de bestaanbaarheid van de vestiging te toetsen aan de planologische voorschriften.

Het eerste middel is in die mate gegrond."

Deel dit artikel