Kortrijk
Regen
7° - 15°
Antwerpen
Regen
8° - 15°
Blog
Blog
11 januari 2018  | Dirk Van Heuven

Plooit Grondwettelijk Hof voor terrorisme?

Aan u om te oordelen:

'De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
F.B. wordt in april 1982 in België geboren uit Marokkaanse ouders en verkrijgt dienvolgens de Marokkaanse nationaliteit. In januari 1997 verkrijgt zijn moeder bijkomend de Belgische nationaliteit. Bijgevolg wordt aan F.B., op grond van artikel 12 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, eveneens de Belgische nationaliteit toegekend, met behoud van zijn Marokkaanse nationaliteit.
Na in het verleden reeds herhaaldelijk strafrechtelijk te zijn veroordeeld, wordt F.B. bij arrest van 27 januari 2016 van de correctionele kamer van het Hof van Beroep te Antwerpen schuldig bevonden aan het plegen van geweldmisdrijven en aan het leiden van een terroristische groep, zoals strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Strafwetboek. Hij wordt veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van twaalf jaar en een geldboete van 30 000 euro en wordt gedurende een termijn van tien jaar uit alle rechten ontzet.
Bij dagvaarding van 6 oktober 2016 vordert de procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen, op grond van artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, om F.B. vervallen te verklaren van de Belgische nationaliteit. In het kader van die vordering heeft het Hof van Beroep vier prejudiciële vragen gesteld.

In rechte
Bij beschikking van 26 september 2017 heeft het Hof beslist dat de zaak in staat van wijzen is en dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord.

Nadat de Ministerraad het Hof verzocht heeft te worden gehoord, heeft F.B. meegedeeld dat hij op de terechtzitting aanwezig wenst te zijn. Gezien hij een gevangenisstraf ondergaat, heeft hij het Hof gevraagd de nodige maatregelen te nemen voor zijn overbrenging naar het Hof.

Artikel 104 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof bepaalt :
« De terechtzittingen van het Hof zijn openbaar, tenzij die openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden; in dat geval wordt zulks door het Hof bij een met redenen omkleed arrest verklaard »

De openbaarheid van de terechtzittingen van het Hof is de regel. Niettemin kan het Hof beslissen om de zitting te houden met gesloten deuren wanneer de openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden.

Aangezien F.B. een gevangenisstraf ondergaat wegens inzonderheid het leiden van een terroristische groep en het algemeen dreigingsniveau daarenboven door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse nog steeds is vastgesteld op een zeer hoog niveau, dient te worden verzekerd dat de terechtzitting onder optimale veiligheidsvoorwaarden verloopt.

In die omstandigheden en gelet op de actuele infrastructuur van het Hof zou de openbaarheid van de zitting aanleiding kunnen geven tot incidenten die een gevaar voor de orde kunnen vormen.

Bijgevolg dient de zitting met gesloten deuren te worden gehouden'..

Ref.

Deel dit artikel