Kortrijk
Regen
2° - 12°
Antwerpen
Bewolkt
4° - 12°
Blog
Blog
20 juli 2011  | Publius

Nieuwe beroepstermijn voor Raad voor Vergunningsbetwistingen

In een arrest van 27 januari 2011 (8/2011) heeft het Grondwettelijk Hof uitspraak gedaan over het vernietigingsberoep dat ingestld werd tegen het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid. Dit decreet voerde de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke ordening in. Het Grondwettelijk Hof vernietigde de termijnregeling om beroep in te stellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Deze termijn bedroeg 30 dagen en ging in beginsel in vanaf de aanplakking. Volgens het Hof verhinderde een dergelijke termijn het recht op toegang tot de rechter. De decreetgever kreeg tot 31 juli 2011 de tijd om aan deze ongrondwettigheid te remediëren.

Met artikel 5 van het Decreet van 8 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kwam het Vlaams Parlement aan deze verplichting toe. De nieuwe beroepstermijn bedraagt nu 45 dagen en is van toepassing voor alle beslissingen die worden genomen na datum van de inwerkingtreding van het decreet (BS 15 juli 2011 + 10 dagen).

Opmerkelijk is dat de decreetgever de wachttermijn niet heeft aangepast. Een voorbeeld. Artikel 4.7.25, §5 VCRO stelt nog steeds:

"§5. Van een vergunning, afgegeven door de deputatie, mag gebruik worden gemaakt vanaf de zesendertigste dag na de dag van aanplakking. Hetzelfde geldt voor de vergunning, afgegeven door het college van burgemeester en schepenen, waartegen het beroep door de deputatie stilzwijgend is afgewezen".

Dit blijkt, zowaar, geen vergetelheid te zijn (arl. St. Vl. P 2010-2011, nr. 1171/1, p. 11)

"De Raad van State merkt op dat de wachttermijn die momenteel buiten de beroepstermijn verstrijkt, door de verlenging van de beroepstermijn, binnen de nieuwe beroepstermijn verstrijkt. Gelet op de nadelige gevolgen hiervan voor de betrokken partijen, vraagt de Raad om na te gaan of de voormelde wachttermijn niet eveneens dient te worden uitgebreid.
Het verlengen van de wachttermijn wordt echter niet wenselijk geacht. Indien men deze wachttermijn in evenredigheid met de uitbreiding van de termijn voor het instellen van een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen zou uitbreiden, zou deze wachttermijn
op vijftig dagen moeten worden gebracht. Het is niet wenselijk elke vergunninghouder, nahet doorlopen van de volledige vergunningsprocedure, nog eens dergelijke lange termijn verplichtend op te leggen, vooraleer van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.
De bestaande wachttermijn van 35 dagen biedt voldoende rechtsbescherming voor belanghebbende derden. Aangezien de werken slechts een aanvang mogen nemen na 36 dagen, is het immers weinig waarschijnlijk dat de werken reeds een substantiële aanvang zouden hebben genomen vooraleer de vergunninghouder in kennis werd gesteld van een eventueel beroep.

Bovendien zou ook een verlenging van de wachttermijn op zichzelf genomen geen sluitende rechtsbescherming aan belanghebbende derden bieden, vermits een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen niet schorsend werkt en de vergunninghouder dus toch de werken kan aanvatten ook al werd een dergelijk beroep ingesteld.

Indien de vergunninghouder dit wenselijk acht en ter zake geen enkel risico wenst te lopen, kan deze er uiteraard wel vrijwillig voor opteren om een langere wachttermijn in acht te nemen".

Het is zeker bij een sloopvergunning aangewezen niet te wachten op de laatste dag om beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen in te dienen...

Deel dit artikel