Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
16 april 2013  | Dirk Van Heuven

Loutere ‘kantoorbelasting’ strijdig met het gelijkheidsbeginsel

Tot deze conclusie komt de rechtbank van eerste aanleg in een vonnis van 8 april 2013, uitgesproken in eerste aanleg:

‘In het licht van deze doelstelling, met name een louter budgettaire doelstelling, is de situatie van een eigenaar van een kantoorgebouw inderdaad volledig vergelijkbaar met deze van gebouwen voor groot- en/of kleinhandel, industrie, e.d.m., met andere woorden elk ander gebouw waarin een economische activiteit (in tegenstelling tot bewoning) wordt uitgeoefend. Terecht werpt eiseres op dat niet wordt verantwoord waarom eigenaars van kantoorgebouwen wel geviseerd worden en dienen bij te dragen tot de gemeentelijke financiën, terwijl eigenaars van andere doch vergelijkbare gebouwen dit niet dienen te doen.

De vermeende meerwaarde die eigenaars van kantoorgebouwen hebben van de gemeentelijke diensten verantwoordt evenmin dat enkel zij zouden worden belast. Ook eigenaars van andere gebouwen die gebruikt worden voor een economische activiteit genieten immers deze voordelen, zonder evenwel te worden belast.
Het vermeende verlies aan opcentiemen wegens het niet bewonen van kantoorgebouwen kan bovendien in deze geen redelijke verantwoording vormen voor het enkel belasten van kantoorgebouwen (vgl. R.v.St. nr. 211.938 en 211.939, 11/03/2011), aangezien ook deze redenering eveneens opgaat voor andere gebouwen die gebruikt worden voor een economische activiteit (groot- en/of kleinhandel, industrie, e.d.m.).

Er is bijgevolg geen redelijk verband tussen enerzijds de budgettaire motieven van de belasting / het bijdragen aan de gemeentelijke financiën in functie van de meerwaarde die eigenaars van gebouwen genieten ingevolge de gemeentelijke diensten en anderzijds het enkel belasten van kantoorgebouwen.

Hiermee begeeft de rechtbank zich niet op het vlak van de opportuniteitsbeoordeling van de belasting. Anders redeneren, zoals verweerster doet, zou er immers op neerkomen dat de rechtbank niet zou mogen controleren (weze het op marginale wijze) wie en waarom getaxeerd wordt, hetgeen de toetsing van het gelijkheidsbeginsel volledig zou uithollen.’.

Referentie: Rb. Brussel, 8 april 2013, AR 2011/9174/A, ng. (Pub502402).

Deel dit artikel