Kortrijk
Regen
2° - 12°
Antwerpen
Bewolkt
4° - 12°
Blog
Blog
22 maart 2013  | Dirk Van Heuven

Gepaste maatregelen watertoets dienen te worden uitgewerkt in het RUP zelf

Reeds middels arrest van 16 juni 2008 met nummer 184.207 heeft de Raad van State herinnerd aan de memorie van toelichting bij het ontwerp dat geleid heeft tot het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (hierna: DIWB) wat betreft artikel 8:

'Dit artikel geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de planvorming en vergunningverlening. Telkens wanneer er een beslissing wordt genomen op andere beleidsterreinen van het Vlaamse Gewest en van de overige besturen, moet er op basis van dit artikel rekening worden gehouden met het integraal waterbeleid. De betrokken overheid moet dan als het ware het dossier aan een ‘watertoets’ onderwerpen vooraleer een beslissing te nemen. Deze ‘watertoets’ kan in het algemeen worden opgevat als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de mogelijke schadelijke effecten van plannen, programma’s of vergunningsbesluiten op het watersysteem. De grootste winst ligt dus bij de vroegtijdige informatievoorziening en afweging. Daarmee fungeert de ‘watertoets’ ook als een belangrijk preventief instrument” (memorie van toelichting, Parl. St., Vl. Parl., 2002-03, nr. 1730-1, p. 23).”

Een gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplan is een plan in de zin van artikel 8, §1 DIWB. Uit artikel 8, §1, eerste lid DIWB volgt dat een gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplan slechts kan worden goedgekeurd als gebleken is dat het geen aanleiding geeft tot een schadelijke effect. In de mate dat er wel een dergelijk effect kan ontstaan, dient dit aan de hand van gepaste maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt, hersteld of, in gevallen van vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.

De Raad van State heeft in het recent arrest van 15 maart 2013 met nummer 222.887 deze visie verder uitgewerkt. De Raad heeft in dit arrest geoordeeld dat wanneer er sprake is van een potentieel schadelijk effect en hiertoe de nodige gepaste maatregelen dienen te worden genomen, de plannende overheid deze gepaste maatregelen dient uit te werken in het RUP zelf. De plannende overheid mag dit niet doorschuiven naar de vergunningverlenende overheid.

De Raad stelt het als volgt:

'Uit artikel 8 DIWB volgt dat wanneer blijkt dat het aannemen van het voorgenomen plan een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan, de plannende overheid ofwel de geodkeuring van dit plan moet weigeren, ofwel wanneer zij het plan goedkeurt, door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan, dient te verzekeren dat geen schadelijke effecten ontstaan of dat deze worden beperkt, hersteld of gecompenseerd.Om te voldoen aan de voornoemde zorgplicht kan de plannende overheid er niet mee volstaan de verantwoordelijkheid ter zake door te schuiven naar de vergunningverlenende overheid.

5.9. Hoewel uit de hoofding '6.2 Watertoets' van de toelichting bij het bestreden GRUP blijkt, en door de verwerende partijen niet wordt betwist, dat 'bij de ontwikkeling van het gebied binnen de site een voldoende waterbuffer (dient te) worden voorzien' en dit bufferbekken 'zelf (dient) ingeplant te worden op een niet overstroombare locatie', moet worden vastgesteld dat het bestreden uitvoeringsplan niet zelf een maatregel of voorwaarde inzake dit voor de ontwikkeling van het plan noodzakelijke bufferbekken blijkt te bevatten.'

De vermeldingen in deze toelichting -nog daargelaten verzoekers betwisting van de haalbaarheid ervan- dat 'de voorziene groene zone (...) hiertoe de nodige ruimte (biedt) mits dit bufferbekken op een ecologisch verantwoorde manier wordt aangelegd en beheerd', dat '(in) het RUP (...) voldoende ruimte (wordt) voorzien voor aanleg van een bufferbekken overeenkomstig de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening 'Hemelwater' en de geldende Code van goede praktijk voor aanleg van rioleringen' en dat '(d)e dimensionering van het buffervolume en het bufferbekken (...) deel (zal) uitmaken van de verdere projectontwikkeling wanneer de berekening op een concreet project gebaseerd kan worden', alsook het betoog in de memories van antwoord van de verwerende partijen dat de voormelde groenszone volgens de watertoets 'een mogelijke locatie, maar zeker niet de enige' is en 'nergens uit de screeningsnota (blijkt) dat de groene zone als enige locatie in aanmerking komt voor de aanleg van een bufferbekken', blijken te bevestigen dat de verwerende partijen, in strijd met de hun door artikel 8 DIWB opgelegde verplichting om zelf de gepaste maatregelen te nemen om schadelijke effecten op het watersysteem te vermijden, deze hebben vooruitgeschoven naar de vergunningverlenende overheid.

Het middel is in de aangegeven mate gegrond.'
[eigen markering]

Referentie: RvS 15 maart 2013, nr. 222.887 , PUB502684

Deel dit artikel