Kortrijk
Regen
6° - 11°
Antwerpen
Regen
7° - 11°
Blog
Blog
07 oktober 2021  | Publius

Gemeentewegendecreet blijft grotendeels overeind bij het Grondwettelijk Hof

Met zijn arrest van 7 oktober 2021 verwerpt het Grondwettelijk Hof in hoofdzaak de vernietigingsberoepen die werden ingediend door een aantal particulieren en een belangenorganisatie.

Het middel dat wel gegrond verklaard wordt, viseerde artikel 26 van gemeentewegendecreet waarbij dit een onverantwoord verschil in behandeling in zou voeren tussen de eigenaar van een perceel waarop een nieuwe gemeenteweg wordt aangelegd, en de eigenaar van een perceel waarop een bestaande gemeenteweg wordt gewijzigd of verplaatst. In het eerste geval is de gemeente in beginsel gehouden de nodige grond te verwerven, eventueel in de vorm van een onteigening, waarbij de eigenaar recht heeft op een integrale schadeloosstelling. In dat geval beschikt de eigenaar bovendien over een beroepsmogelijkheid bij een rechter met volle rechtsmacht. In het tweede geval heeft de vaststelling van het rooilijnplan de automatische vastlegging van een publieke erfdienstbaarheid van doorgang tot gevolg, waarbij de eigenaar enkel recht heeft op een vergoeding voor de waardevermindering, die bovendien onvoldoende de werkelijke gevolgen van de erfdienstbaarheid zou compenseren.

Het hof oordeelt als volgt:

'B.18.4. De verplaatsing van een gemeenteweg wordt gedefinieerd als « de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel » (artikel 2, 11°, van het bestreden decreet). Uit die definitie kan worden afgeleid dat een verplaatsing kan worden opgesplitst in, enerzijds, de opheffing van een bestaande weg of een bestaand wegdeel en, anderzijds, de vaststelling van een nieuwe weg of een nieuw wegdeel.

Er valt niet in te zien waarom ten aanzien van de eigenaar van de grondstrook waarop die nieuwe weg of dat nieuwe wegdeel zal worden gesitueerd, op de gemeente geen verwervingsplicht rust, terwijl die plicht wel bestaat ten aanzien van de eigenaar van een grondstrook waarop een nieuwe gemeenteweg wordt aangelegd die niet het gevolg is van een verplaatsing. Het feit dat de aanleg van het nieuwe wegdeel het gevolg is van de opheffing van een bestaande weg, is geen pertinent criterium ter verantwoording van een verschil in behandeling tussen de eigenaars van grondstroken waarop een nieuw wegdeel wordt aangelegd.'

en:

'B.18.7. Uit hetgeen is vermeld in B.18.4, volgt eveneens dat niet kan worden ingezien waarom de verplaatsing van de gemeenteweg, in tegenstelling tot de aanleg van een nieuwe gemeenteweg, zou moeten gelden als titel voor de vestiging van een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Uit artikel 9 van het bestreden decreet volgt immers uitdrukkelijk dat bij verplaatsing van een gemeenteweg het bestaande tracé blijft openstaan totdat het nieuwe tracé openstaat voor het publiek.'

Bijgevolg vernietigt het hof de woorden 'of verplaatsing' in artikel 26, § 3 van het Gemeentewegendecreet.

Wel wordt nog volgend voorbehoud gemaakt:

'B.18.6. De bestreden bepaling is evenwel ook voor een andere interpretatie vatbaar. Zoals is vermeld in B.18.4, wordt de verplaatsing van de gemeenteweg in artikel 2, 11°, van het bestreden decreet gedefinieerd als « de vervanging van een af te schaffen gemeenteweg of een gedeelte daarvan door een nieuwe gemeenteweg of een nieuw wegdeel ». In de interpretatie dat het eveneens van toepassing is op de in artikel 2, 11°, vermelde nieuwe gemeentewegen ofnieuwe wegdelen, schendt artikel 26, § 2, van het bestreden decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. In die interpretatie is het middel niet gegrond.'

Deel dit artikel