Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
25 januari 2013  | Dirk Van Heuven

Een opmerkelijk vonnis: 'geen rechtsplegingsvergoeding' voor winnende partij in procedure Raad van State

In een vonnis van 20 september 2012 van het Vredegerecht te Brugge (4e kanton) wordt de vordering van de verzoeker tot betaling van de ‘basisrechtsplegingsvergoeding’ van 1.320 euro afgewezen, niettegenstaande zij hun zaak voor de Raad van State hadden gewonnen.

Verzoekende partij in de procedure voor de Raad van State en in de daarop volgende rechtsplegingsvergoedingsprocedure, was een derde die zich succesvol had gericht tot de Raad van State in vernietiging van de beroepsbeslissing van de deputatie, dewelke de eerder door het college van burgemeester en schepenen verleende stedenbouwkundige vergunning had bevestigd.

De vrederechter gaat zeer uitvoerig in op de vraag of fout, schade en causaal verband in casu bewezen zijn.

De vrederechter oordeelt:

‘Dat het juist is dat deze beslissing nadien wordt hervormd door de Raad van State, maar de rechtbank dient vast te stellen dat vooreerst het argument waarop er hervorming geweest is, gemotiveerd werd beoordeeld door verwerende partij en vervolgens dat die motivatie op eerste zicht niet lichtzinnig is, zelfs al wordt ze niet bijgetreden.

Dat in deze omstandigheden het onrechtmatig karakter van de handeling, meerbepaald de invulling van het subjectieve criterium van de fout niet voorhanden is, er enkel een dwaling van het rechtsprekend orgaan bij de uitlegging of de toepassing van de norm, zonder dat kan worden uitgesloten dat een normaal zorgvuldig orgaan in dezelfde omstandigheden niet tot eenzelfde besluitvorming zou gekomen zijn, wat conform het simulaire geval onderliggend aan het cassatiearrest van 26.01.1998 (RRGB 2001, 21) moet leiden tot het besluit dat er geen fout bewezen is. Dat overigens andermaal dient te worden onderlijnd dat vaste rechtspraak stelt dat wanneer een hogere overheid een besluit van een lagere overheid vernietigt en daarmee de zienswijze van de lagere overheid niet deelt, dit niet noodzakelijk inhoudt dat de lagere overheid een fout begaan heeft (Cass. 08.04.1987, R.W. 84-85, 673).’

Aldus werd aan de verzoeker de basisrechtsplegingsvergoeding ontzegd. Integendeel, hij werd zelf veroordeeld tot de rechtsplegingsvergoeding in de procedure voor het Vredegerecht.
Deze uitspraak doet vragen rijzen in het licht van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel. Het Grondwettelijk Hof heeft in het arrest van 16 juli 2009 geoordeeld dat een analoge toepassing kan gemaakt worden van de gemeenrechtelijke rechtsplegingsvergoedingsregeling op grond van artikel 1382 BW voor de in het gelijk gestelde (verzoekende) partij voor de Raad van State.

Dit leerstuk wordt schijnbaar op de helling gesteld door de Brugse vrederechter.

Misschien ligt de oplossing er wel in om een verschil te maken tussen enerzijds de 'formele' fout en de 'materiële' (inhoudelijke) fout. Een formele fout in een overheidsbeslissing, zoals gesanctioneerd door de Raad van State, zal steeds leiden tot een recht op een rechtsplegingsvergoeding. Is er geen materiële fout gemaakt, dan zal geen andere schadevergoeding kunnen gevorderd worden dan tenzij enkel maar de rechtsplegingsvergoeding.

Referentie: Vred. Brugge, 20 december 2012, AR12/A/177, ng. (Pub502692)

Deel dit artikel