Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
10 augustus 2011  | Publius

Het (nog) niet voorhanden zijn van milieuvergunning is geen geldige weigeringsgrond voor de weigering tot afgifte van stedenbouwkundige vergunning

De Raad voor Vergunningsbetwistingen oordeelde terecht bij arrest van 28 juni 2011 (nummer A/2011/0093) dat een stedenbouwkundige vergunning niet kan worden geweigerd om de loutere reden dat geen milieuvergunning werd afgeleverd.



In dat verband is het misschien nuttig te wijzen op de koppelingsregeling die bestaat tussen stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen. Voor de inrichtingen waarbij zowel een stedenbouwkundige vergunning als milieuvergunning noodzakelijk is, kan men in principe pas beginnen bouwen of exploiteren zodra beide vergunningen defintief verkregen zijn (de zgn. koppelingsregeling).



De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning vereist is, wordt overeenkomstig artikel 4.5.1 § 2 VCRO geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. De milieuvergunning is overeenkomstig artikel 5§1 Milieuvergunningsdecreet "definitief verleend" zodra de termijn voor het indienen van een administratief beroep verstrijkt of zodra de milieuvergunning wordt verleend door de vergunningverlenende overheid in (administratief) beroep. De stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege indien het administratief beroep niet wordt ingewilligd of de termijn voor het indienen van een administratief beroep tegen de weigering van de milieuvergunning in eerste aanleg verstrijkt.



Ook de milieuvergunning wordt geschorst zolang de stedenbouwkundie vergunning niet definitief wordt verleend en vervalt van rechtswege indien de stedenbouwkundige vergunning na een administratief beroep niet wordt verleend of indien de termijn voor het indienen van dergerlijk administratief beroep tegen de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in eerste aanleg verstrijkt.



Zodra de procedure voor het adminsitratief beroep zodoende wordt afgerond, of niet wordt ingesteld, kunnen zowel de stedenbouwkundige vergunning als de milieuvergunning als "definitief" worden beschouwd.



Bovenstaande koppelingsregeling houdt evenwel niet in dat een stedenbouwkundige vergunning kan worden geweigerd omwille van het loutere feit dat (nog) geen milieuvergunning is afgeleverd. Het arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen is als volgt gemotiveerd:



"De Raad dient, samen met de verzoekende partij, vast te stellen dat het determinerende weigeringsmotief van de bestreden beslissing het nog niet voorhanden zijn van een milieuvergunning is.



De verwerende partij is van mening dat het geen zin heeft om de stedenbouwkundige vergunning af te leveren nu de milieuvergunning werd geweigerd en er momenteel nog een beroep hangende is bij de minister.



De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en het Milieuvergunningsdecreet van 28 juni 1985 zijn twee afzonderlijke wetgevingen met elk hun eigen finaliteit. Tengevolge van artikel 4.5.1 VCRO en artikel 5, §1 van het Milieuvergunningsdecreet zijn de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning wel gekoppeld. De koppeling tussen beide vergunningen betekent dat de stedenbouwkundige vergunning wordt geschorst en dus niet uitvoerbaar is zolang de milieuvergunning niet is verleend. Omgekeerd mag de milieuvergunning niet worden benut zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is toegekend. Indien de milieuvergunning wordt geweigerd, vervalt van rechtswege de stedenbouwkundige vergunning op de dag van de weigering van de milieuvergunning in laatste administratieve aanleg, en vice versa.

De koppeling, zoals voorzien in artikel 4.5.1 VCRO en artikel 5, §1 Milieuvergunningsdecreet heeft echter niet tot gevolg dat de vergunningverlenende overheid een vergunning moet weigeren omdat de andere vergunning nog niet is toegekend.



De verwerende partij heeft de stedenbouwkundige vergunning geweigerd omdat er nog geen milieuvergunning is. De bestreden beslissing schendt de materiële motiveringsplicht nu zij als determinerend weigeringsmotief verwijst naar de milieuvergunning. Noch de VCRO noch het Milieuvergunningsdecreet voorzien dergelijke weigering. De motivering van de bestreden beslissing faalt dan ook naar recht.



Artikel 39 §3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem I) stelt dat, in afwijking van artikel 5 (niemand mag zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde inrichting die behoort tot de eerste of de tweede klasse, exploiteren) de exploitatie die het voorwerp uitmaakt van een tijdig ingediende vergunningsaanvraag mag worden voortgezet tot wanneer er een definitieve beslissing is genomen. Dit artikel doorbreekt echter niet de koppeling tussen artikel 4.5.1 VCRO en artikel 5, §1 Milieuvergunningsdecreet. De stedenbouwkundige vergunning zou – indien deze zou worden verleend – geschorst blijven tot wanneer er definitief over de milieuvergunningsaanvraag wordt beslist.



De Raad stelt vast dat de verwerende partij geen andere motieven aanhaalt dan enkel het wachten op de behandeling van de milieuvergunningsaanvraag in graad van administratief beroep. De verwerende partij heeft de stedenbouwkundige aanvraag niet zelf aan een beoordeling onderworpen.

De Raad is dan ook van oordeel dat de bestreden beslissing de motiveringsplicht schendt door de stedenbouwkundige aanvraag niet in haar volledigheid te onderzoeken, meer bepaald aangezien niet wordt aangetoond dat het aangevraagde niet in overeenstemming zou zijn met de goede ruimtelijke ordening en verenigbaar zou zijn met de ter plaatse bestaande aanleg.

Het middel is in de aangegeven mate gegrond."

Deel dit artikel