Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
7° - 15°
Blog
Blog
30 juni 2011  | Dirk Van Heuven

De motiveringsplicht inzake handelsvestigingen

In het arrest nr. 202.028 van 18 maart 2010 wordt een zeer interessante algemene beschouwing gemaakt door de Raad van State inzake de formele en de materiële motiveringsplicht van het Interministerieel Comité voor de Distibutie:

"De motiveringswet, die te dezen van toepassing is, bepaalt dat de motivering van een bestuursbeslissing de juridische en feitelijke overwegingen moet vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen en dat deze motivering afdoende moet zijn. De motivering moet in rechte en in feite evenredig zijn aan het belang van de beslissing. Die motivering moet ook draagkrachtig zijn, wat betekent dat de aangehaalde redenen moeten volstaan om de beslissing te dragen. Een motivering is afdoende wanneer deze de bestuurde redelijkerwijze in staat stelt te begrijpen op grond van welke feitelijke en juridische gegevens de beslissing is genomen en de bestuurde aldus met kennis van zaken desgevallend tegen deze beslissing in rechte kan optreden en wanneer zij de Raad van State in staat stelt de hem opgedragen wettigheidscontrole uit te oefenen. De motiverings-plicht houdt in dat de motivering duidelijk is, niet tegenstrijdig, juist, pertinent, concreet en precies.
Wanneer een administratieve overheid zoals te dezen een beslissing neemt als beroepsorgaan, houdt de formele motiveringsverplichting in dat uit de beslissing van het beroepsorgaan blijkt dat de argumentatie van de betrokkene daadwerkelijk in de besluitvorming betrokken is.Het is evenwel niet vereist dat de administratieve overheid, in tegenstelling tot een jurisdictioneel orgaan, alle door de beroeper opgeworpen argumenten beantwoordt. Het is noodzakelijk, doch voldoende, dat de beslissing duidelijk en omstandig de redenen doet kennen die haar verantwoorden en waaruit kan worden afgeleid waarom de in beroep verdedigde stellingen niet worden aangenomen.

De beslissing moet eveneens voldoende gemotiveerd zijn ten aanzien van de adviezen waarmee het Interministerieel Comité rekening moest houden.
De materiële motiveringsplicht houdt in dat er voor elke administratieve beslissing rechtens aanvaardbare motieven moeten bestaan. Dit betekent onder meer dat die motieven steunen op werkelijke bestaande en concrete feiten die relevant zijn en met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld.
Bovendien moet de overheid de gegevens die in rechte en in feite juist zijn correct beoordelen en op grond van deze gegevens in redelijkheid tot een beslissing komen.
Een beslissing schendt de materiële motiveringsplicht wanneer de motieven waarop ze steunt onjuist of onwettig zijn of de beslissing niet kunnen dragen. Het komt de Raad van State daarbij in principe niet toe het feitenonderzoek over te doen om zich aldus, wat de appreciatie van de zaak betreft, in de plaats te stellen van de administratie. Het behoort daarbij wel tot de bevoegdheid van de Raad van State na te gaan of de ingeroepen feiten werkelijk bestaan indien ze betwist worden. Indien geoordeeld wordt dat de beslissing steunt op onbestaande, onvoldoende bewezen feiten, dan is eveneens het materiële motiveringsbeginsel geschonden. Te dezen beschikt de verwerende partij over een beoordelingsvrijheid zodat verschillende
beslissingen mogelijk kunnen zijn, zij het enkel binnen de grenzen van de redelijkheid".

Deel dit artikel