Kortrijk
Regen
7° - 12°
Antwerpen
Regen
7° - 12°
Blog
Blog
28 januari 2013  | Publius

De beroeper heeft altijd het recht om gehoord te worden door de deputatie

Aan deze regel herinnert de Raad voor Vergunningsbetwistingen in een arrest nr. A/2012/0184 van 9 mei 2012:

'Het beginsel van behoorlijk bestuur met betrekking tot de hoorplicht geldt niet in zoverre er, zoals te dezen, een uitdrukkelijke regeling voor is uitgewerkt. Evenwel moet, indien de hoorplicht door een norm is voorgeschreven maar de inhoud van die verplichting niet nader is bepaald, het optreden van de overheid op dat vlak dan ook worden getoetst aan de verplichtingen die het bestuur op grond van het beginsel van de hoorplicht moet nakomen.

De hoorplicht vormt een wezenlijk onderdeel van de in de VCRO vastgestelde beroepsprocedure. Het horen van de beroeper die daarom heeft verzocht, is derhalve een substantiële vormvereiste.

De verwerende partij betwist niet dat de verzoekende partij haar heeft verzocht om te worden gehoord en betwist evenmin dat zij de verzoekende partij niet heeft gehoord.

De verwerende partij kan niet gevolgd worden waar zij stelt dat een beroep dat onontvankelijk is, onontvankelijk blijft en dat een hoorzitting daar niets kan aan veranderen. De verwerende partij kan, bij het beoordelen van de ontvankelijkheid van het administratief beroep op grond van artikel 4.7.21, §4, tweede lid VCRO, vaststellen of al dan niet is voldaan aan de voorwaarden van deze bepaling. Ook al neemt de verwerende partij ter zake een beslissing in het kader van een gebonden bevoegdheid, belet dit niet dat de verwerende partij zorgvuldig diende te handelen.Dit impliceert dat de verwerende partij haar beslissing slechts kan nemen na een behoorlijk onderzoek van de zaak en zij haar beslissing diende te nemen rekening houdende met alle relevante gegevens.
Uit het voorgaande volgt dat de verzoekende partij belang had bij haar vraag om gehoord te worden.De verzoekende partij heeft evenzeer belang bij het aanvoeren van het middel voor zover het gesteund is op een schending van artikel 4.7.23, §1, eerste lid VCRO.

De vaststelling hiervoor dat de verzoekende partij heeft verzocht om te worden gehoord en niet is gehoord, volstaat om te besluiten tot een schending van artikel 4.7.23, §1, eerste lid VCRO.

Het eerste middel is in de aangegeven mate gegrond'.

(Referentie:9 mei 2012, RvVb. A/2012/0184, PUB502868)

Deel dit artikel