Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
8° - 14°
Blog
Blog
30 januari 2012  | Jan Beleyn

Cassatie bevestigt het bestaan van een stedenbouwkundig gewoontemisdrijf

In een belangwekkend arrest van 6 december 2011 lijkt het Hof van Cassatie het bestaan van het gewoontemisdrijf in de handhaving van de ruimtelijke ordening te betonneren.

Artikel 4.2.1,5° VCRO stelt vergunningsplichtig:

“een grond gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten voor:
a) het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval
b) het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens,
c) het plaatsen van één of meer verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt, in het bijzonder woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van het kamperen op een vergund of van een vergunning vrijgesteld openluchtrecreatief terrein in de zin van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies”

Bepaalde rechtspraak leidde uit de miskenning van de vergunningsplicht voor gewoonlijk gebruik in de zin van artikel 4.2.1., 5° VCRO een gewoontemisdrijf af.

Een gewoontemisdrijf is een misdrijf dat bestaat uit het herhaaldelijk plegen van op zichzelf straffeloze handelingen. Er wordt gesteld dat waar enkel het gewoonlijk gebruik geviseerd wordt door de VCRO, hieruit volgt dat het misdrijf afgeleid uit de miskenning van die vergunning een gewoontemisdrijf is. Eén en ander impliceert dat zolang een perceel gewoonlijk gebruikt wordt, de strafbare toestand blijft bestaan.
Dit heeft tot het gevolg dat de verjaring van de strafvordering pas begint te lopen vanaf het plegen van het laatste feit dat tot het gewoontemisdrijf behoort.

Het Hof van Cassatie treedt deze stelling thans bij.

Het voor het Hof van Cassatie bestreden arrest van het Hof van Beroep te Brussel besliste dat er sprake is van een gewoontemisdrijf. Hiertegen werd opgeworpen dat het gewoonlijk gebruiken van een grond voor de opslag van materialen en het stallen van voertuigen zonder de vereiste vergunning op zich strafbaar is en zodoende geenszins een gewoontemisdrijf uitmaakt dat slechts bestaat uit het geheel van meerdere, op zich niet strafbare handelingen.

Het Hof van Cassatie oordeelt evenwel als volgt:

“Met “gewoonlijk gebruik” beoogt het decreet geen vergunningsplicht voor de toevallige opslag van goederen maar vereist het een gebruik van de grond dat een zekere regelmaat vertoont en een zekere tijd moet duren alvorens een vergunning noodzakelijk is. Het misdrijf bestaat van zodra door meerdere handelingen van gebruik zonder dat daartoe de nodige vergunning verkregen werd, het gewoonlijk gebruik ontstaat, hetgeen de rechter onaantastbaar in feite beoordeelt.
Het misdrijf wordt voortgezet in de zin van artikel 6.1.1, eerste lid, 1°, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de verjaring loopt niet zolang blijvend handelingen tot gebruik, zonder een tussentijdse onderbreking die tot verjaring leidt, worden gesteld.
In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.”


Het Hof vervolgt:

“De omstandigheid dat enkel het “gewoonlijk gebruik” van een grond voor opslag en stallen van gebruikte of afgedankte voertuigen, of van allerlei materialen, materieel of afval een voorafgaande stedenbouwvergunning vereist maar niet de daarop volgende positieve daden van opslag van materialen en de stalling van voertuigen, staat niet eraan in de weg dat door het blijvend stellen van deze positieve daden zonder voorafgaande vergunning het misdrijf wordt voortgezet. Het in stand houden van niet-vergund maar vergunningsplichtig gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond zoals bedoeld in artikel 4.2.1, 5°, a, Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bestaat enkel uit een verzuim, dit is de onthouding van de dader om door enige handeling aan het bestaan van de gecreëerde toestand van onrechtmatig gebruik van de grond een einde te maken.”

Alzo lijkt een nieuwe categorie van quasi-onverjaarbare stedenbouwmisdrijven erkend te worden. De vraag is of zulks beantwoordt aan de wil van de decreetgever om “rechtvaardig om te gaan met het verleden”. Misschien is dit de voorbode van een zoveelste decretale aanpassing van de Vlaamse stedenbouwreglementering.

Jan Beleyn
Meindert Gees

Deel dit artikel