Kortrijk
Regen
7° - 14°
Antwerpen
Regen
8° - 14°
Blog
Blog
19 juni 2018  | Dirk Van Heuven

Beslissing van het college van burgemeester en schepenen over fiscaal bezwaar vormt geen zelfstandige vernietigingsgrond

Dat is alvast het oordeel van de fiscale rechter te Brussel in een vonnis van 8 juni 2018. De rechtbank antwoordt als volgt op het middel waarin werd opgeworpen dat de verwerping van het bezwaar gebrekkig gemotiveerd was:

‘Krachtens artikel 569, eerste lid, 32°n Gerechtelijk Wetboek neemt de rechtbank van eerste aanleg kennis van geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet.

Artikel 1385 undecies, eerste lid, van hetzelfde wetboek bepaalt dat, tegen de belastingadministratie, de vordering inzake dergelijke geschillen slechts wordt toegelaten indien de eiser voorafgaandelijk het door of krachtens de wet georganiseerde administratief beroep heeft ingesteld en, in het tweede lid, dat die vordering wordt ingesteld binnen een termijn die varieert naargelang er over het administratief beroep al dan niet een beslissing is gewezen.

Artikel 9, §2 van het decreet van 30 mei 2008 regelt de procedure voor het indienen van een bezwaar tegen de gevestigde aanslag. Volgens artikel 9, §5, vierde lid van dat decreet, is de beslissing van de bevoegde overheid onherroepelijk wanneer het beroep niet tijdig bij de bevoegde instantie is ingesteld.

Uit die bepalingen volgt dat niet de door het college van burgemeester en schepenen genomen beslissing, maar de aanslag zelf het voorwerp kan uitmaken van een geschil voor de rechtbank van eerste aanleg, wanneer die aanslag na die beslissing geheel of gedeeltelijk blijft bestaan (in die zin: Cass. 31 januari 2014, www.cass.be).

Eiseres heeft in beginsel dan ook geen belang bij de vernietiging van de administratieve beslissing (Boeynaems, L., ‘De eigen aard van het rechtsgeding in fiscale zaken’, in Verstappen, J., e.a. (ed.), Tien jaar nieuwe fiscale procedure, Larcier, p. 219). De vernietiging van deze beslissing zal immers niet leiden tot de nietigheid van de bestreden aanslag'

Het middel is niet gegrond.’

Dit vonnis is een bewijs (temeer) dat deze verplichte en vertragende tussenstap in hoofde van de belastingsplichtige overbodig is. De belastingsplichtige kan immers enkel wettigheidsbezwaren inroepen tegen de aanslag zelf en het daaraan onderliggend belastingsreglement van de gemeente, niet tegen het besluit waarbij zijn bezwaar wordt verworpen.Het is algemeen geweten dat het college van burgemeester en schepenen omzeggens nooit ingaat op dergelijk fiscaal bezwaar...

Referentie: Rb. Brussel, 33e kamer, nr. 2018/6998 (PUB6209-1).

Deel dit artikel